Stipendium Bottelier

Het Stipendium Bottelier ondersteunt Nederlands plantenonderzoek in binnen- en buitenland. Deze beurs is bedoeld ter bevordering van de kennis in alle gebieden van de botanie van celbiologie tot ecologisch veldonderzoek.

 

Wat financieren we?

We financieren vooral kosten die studenten en promovendi maken voor hun onderzoek of stage, zoals reis- en verblijfkosten en aanschaf van materialen tot een bedrag van € 750. Bij de beoordeling selecteren we aanvragen voor ondersteuning in kosten die niet gemakkelijk door andere fondsen gesubsidieerd worden.

Voorwaarden
  1. Aanvrager is student of promoveert aan een Nederlandse universiteit. Je hoeft geen lid te zijn van de KNBV
  2. Bij je aanvraag stuur je een (samenvatting van) een onderzoeksplan mee
  3. Je geeft een presentatie over je onderzoek en noemt de KNBV
  4. Bewaar bonnetjes en/of houdt ritten bij
  5. Stuur ons een verslag.
Inzendtermijn

De inzendtermijnen zijn 1 maart en 1 oktober. Het bestuur besluit over toekenning en streeft ernaar om 1 maand later te laten weten of je in aanmerking komt voor het Stipendium.

Aanvragen

Download het aanvraagformulier. Stuur het ingevulde formulier naar KNBV-secretaris Marnel Scherrenberg  marnelscherrenberg@gmail.com Je kunt bij hem ook terecht voor meer informatie.

Download the application form (English). Please submit the completed form to KNBV secretary Marnel Scherrenberg marnelscherrenberg@gmail.com

Declareren

Ben je klaar met je onderzoek? Download het declaratieformulier

Finished your work? Declaration form Stipendium Bottelier

Andere fondsen

Voldoet je voorstel niet aan onze richtlijnen, dan kun je misschien terecht bij het Hugo de Vries Fonds.

Recent ondersteund onderzoek

Angélique Meyer: Explaining Zostera noltii seed distribution in Arcachon Bay

Rijksuniversiteit Groningen

Seagrass meadows, found in shallow coastal waters, provide valuable ecosystem services such as nutrient filtering, carbon storage, and supporting biodiversity. However, human pressure has led to rapid losses of these ecosystems on a global scale. Traditional methods of restoring seagrass meadows through transplanting shoots and rhizomes have limitations, leading to an increased interest in seed-based restoration as a cost-effective and feasible method for larger-scale restoration. In France’s Arcachon Bay, which hosts the largest Zostera noltii beds in Europe, there has been a 33% loss in the total area of Z. noltii beds. The Marine Natural Park of the Bay is working to restore the seagrass meadows to their early 2000s level. As part of this restoration effort, I investigated the environmental factors that affect the presence of a Zostera noltii seed bank at both a large and small scale. Results showed that seagrass cover, bottom flow speed, shear stress, immersion time, salinity, and sediment grain size were the main variables influencing seed presence and density. However, seed density varied greatly on a local scale, and no predictive model of seed presence could be constructed. Despite this, understanding seed bank presence can still guide seed-based seagrass restoration efforts, with the potential to contribute to seagrass recovery and the colonization or recolonization of zones globally.

Julian Voet: Population dynamics of Persoonia arborea

Rijksuniversiteit Groningen

Tree Geebung (Persoonia arborea) is een boomsoort die alleen voorkomt in de Central Highlands van Victoria, Australië. Deze bossen zijn doorgaans onderhevig aan bosbranden en houtkap. Veldobservaties suggereren dat Tree Geebung bosbranden kan overleven (ondanks dat de soort beschouwd wordt al brandgevoelig) en dat het massaal kan kiemen na houtkapactiviteiten. Hoewel er weinig bewijs voor is, wordt er gedacht dat Tree Geebung zeer oud kan worden en daardoor erg kwetsbaar is voor verstoringen. De soort is momenteel opgenomen als (ernstig) bedreigd in relevante inventarisatielijsten.

Het doel van mijn onderzoek is om belangrijke eigenschappen van Tree Geebung op te helderen, bijv. tijd tot maturatie en respons tegen vuur en houtkap, ter bevordering van het beheer. Mijn bevindingen zijn dat Tree Geebung tenminste 74 jaar oud kan worden, en dat individuen tussen 28-40 jaar 50% kans hebben om fruit te produceren. Een individu beschermd onder het huidige protocol (≥10 cm DBH) heeft een kans van 40-70% om fruit te produceren. De kiemrespons van Tree Geebung is sterker na houtkapactiviteit dan na een bosbrand. Daarnaast kan Tree Geebung een bosbrand overleven mits deze van lage intensiteit is. Hoewel Tree Geebung niet zo oud wordt als gedacht, geven mijn resultaten wel weer dat Tree Geebung door de bijzondere respons tegen verstoringen nog steeds een kwetsbare soort blijft.
Meer weten? Ik heb tijdens mijn verblijf YouTube-lessen gemaakt die ingaan op de ecologie van (bos)branden en vertel er ook over mijn eigen onderzoek en de belevenis van het studeren in Australië.

Tim Claerhout: Deelname botanische expeditie Sint-Helena

PhD student Hortus Botanicus Leiden

Sint-Helena, een eiland gelegen op zo’n 2000 km van de Afrikaanse kust, is een van de meest afgelegen plaatsen op aarde. Ondanks het enorme potentieel voor endemische soorten kwam de eerste verregaande lichenologische expeditie pas in 2006. Onze expeditie bouwt hierop voort door het inschatten van de populatiegroottes en de verspreiding van de endemische lichenen met een extra focus op de Ramalina spp. (Ramalina geniculatella, R. ketner-oostrae, R. rigidella en R. sanctae-helenae). Tijdens deze expeditie reisde ik mee met een internationaal team van lichenologen. We bemonsterden +/- 50 punten, verspreid over 14 locaties. Op elke locatie werd een inschatting gemaakt van de populatiegrootte van elk van de endemische soorten. Wanneer lichenen werden gevonden die potentieel nieuw zijn voor het eiland en/of de wetenschap, werden collecties aangelegd. Deze zullen geïdentificeerd en/of beschreven worden in de maanden die volgen. Ook van de Ramalina spp. werden collecties aangelegd om de soort en/of de endemische status te bevestigen. Dit alles zorgt voor een bredere kennis over de lichenologische flora van Sint-Helena en de verspreiding van de endemische lichenen op het eiland. Dit laatste helpt natuurbeschermers om “areas of interest” aan te duiden om de restanten van hun endemische biodiversiteit te beschermen.

Steyn Hendriksen – How are microclimate and soil conditions determined by successional drivers in the Neotropical dry- and wet forests of México?

Wageningen University

Over 50% of tropical old growth forests have disappeared due to human-driven disturbances. Logically, this has serious consequences for the functioning of tropical ecosystems, biodiversity conservation and the ecosystem services. To combat these effects, Second growth forests have received more attention in the past decades. Second growth forests are forests that grow as a result of secondary succession after land abandonment, and have great untapped potential as a placeholder to fulfil the former functions of old growth forests.
One of the main drivers of secondary succession is the local microclimate and -soil conditions. These drivers are considered to be the most influential especially in the early stages of succession. However, a greater understanding of how exactly these drivers alter the pathway of secondary succession is necessary. Therefore, my study aimed to analyze how drivers at different spatial scales affects microclimate and soil conditions, and how these in turn determine forest productivity. I did so by comparing the differences that stand characteristics, surrounding forest cover and topography have on the microclimate and soil conditions. To study these effects, I spent 3 months in México specifying and measuring vegetation, taking soil samples and extracting data from sensors in both a wet- and a dry tropical forest.

Yiran Liu – The effect of biodiversity on productivity in a Mexican tropical dry forest

Wageningen University

Global climate has changed more dramatically since 1950, with the human activities have led to declining of biodiversity. The disappearance or degradation of some ecosystems, seriously affecting ecosystem services and functions. Productivity is a fundamental and important component of ecosystem functioning and continued loss of biodiversity will lead to an accelerated decline in global forest productivity. Therefore, to assess the relationship between biodiversity and productivity, I will take advantage of an ongoing experiment, where three thinning treatments in each plot: removal of 30% of the basal area of the dominant species, rare species, and the random removal of 30% of the basal area, and it contains three aspects: disturbance(thinning), dominate and rare species, richness and evenness. I will test the hypotheses that 1) stand productivity will decrease with the thinning treatment, 2) stand productivity will decrease with the removal of dominate species and rare species in the long term, and 3) stand productivity will increase with the increase of species richness and evenness. The aim of this research is to help further clarify the relationship between tropical secondary forest plant diversity and ecosystem productivity and their underlying mechanisms and provide a theoretical basis for scientific forest creation and management.

Hidde Hereijgers en Levi Duijst: Groei, reproductie en transplantatie van Eikenmos

Universiteit Leiden

Begeleiding: Barbara Gravendeel (Radboud Universiteit) en Laurens Sparrius (FLORON/BLWG).

Afgelopen 3 jaar hebben verschillende studenten onderzoek gedaan naar de kleur, groei, en reproductie van het korstmos Eikenmos (Evernia prunastri). Afgelopen jaar is ook een transplantatie experiment opgezet. Deze eigenschappen zijn onderzocht met verschillende meetreeksen. De groei is gemeten bij 6 verschillende kleuren Eikenmos. Deze metingen laten zien dat grijs Eikenmos sneller groeit dan Groen Eikenmos. Daarnaast zijn grijze Eikenmossen meer aanwezig in een stedelijke omgeving, waar groen Eikenmos meer aanwezig is in een natuurlijke omgeving. Vervolgens is er onderzoek gedaan naar de sporen productie van 6 verschillende kleuren Eikenmos. Deze metingen laten ook een trend zien dat grijzere eikenmossen meer sporen produceren per mm2 reproductief oppervlakte, dan groen Eikenmos. Om te kunnen uitwijzen of deze aanpassing genetisch of omgeving bepaald is. Hebben we een transplantatie experiment opgezet (zie foto). Hiervoor hebben we groene en grijze Eikenmossen getransplanteerd tussen steden en natuurgebieden. Dit experiment laat zien dat ze niet van kleur veranderen in een andere omgeving. Tot slot groeien Eikenmossen op de Veluwe zoom sneller dan in Delft en Leiden. Dit is komt door de betere omstandigheden zoals een lagere stikstofdepositie dan in de stedelijke omgeving.

2012

Luipaarden en Vegetatie

Martine Kalisvaart en Timon Pieck gingen naar Zuid-Afrika. Met het Stipendium Bottelier deden zij onderzoek naar de relatie tussen vegetatie en luipaarden.

2011

Reconciling higher cacao productivity with forest biodiversity conservation: what are the opportunities and management implications?

André van den Beld is in Ghana (en Congo) geweest voor een onderzoek naar biodiversiteitsvriendelijke manieren om cacao te produceren.

The impact of elevated atmospheric nitrogen deposition on biological N-fixation in boreal peatlands

Jacqueline Popma was in de VS en Canada om onderzoek te doen naar stikstofdepositie in venen.